Creatieve mini-opdracht: droedel vissen (5–10 min)

Creatieve mini-opdracht: Droedel vissen — uitgebreid (15–20 min)

Doel
Flow in je lijn, ritme in patronen en kleur in lagen.

Benodigdheden
A4-papier, potlood of fineliner, drie tot vijf kleuren (kleurpotlood of aquarel). Optioneel: zwarte marker en kneedgum.

Tijd
Ongeveer vijftien tot twintig minuten.

Stappen (uitgebreid)
Stap 1 — Compositie kiezen: zet met heel lichte lijnen een golvende route neer waar jouw school vissen langs zwemt. Plan vijf tot negen vissen: twee groot voor de voorgrond, drie middelgroot en twee tot vier klein voor de achtergrond.
Stap 2 — Vormen schetsen: teken per vis een ovaal voor het lijf en een driehoek voor de staart. Laat één of twee vissen elkaar licht overlappen voor diepte. Varieer in staartvorm (rond of hoekig) en in lengte van de vinnen.
Stap 3 — Contour en binnenlijn: trek de buitencontour per vis iets dikker met fineliner of 4B; binnenlijnen blijven zacht of ontbreken helemaal voor rust.
Stap 4 — Patroon en ritme: kies twee of drie patronen en herhaal die door de school heen, bijvoorbeeld bogen, ruitjes, stippen of strepen. Zorg dat nooit twee identieke vissen naast elkaar staan; wissel patroon of grootte af.
Stap 5 — Kleur in lagen: vul de grote vlakken licht in en laat langs de contour één tot twee millimeter witrand staan. Versterk daarna enkele zones met een tweede laag, bijvoorbeeld buik of staart, of kleur een waterstrook tussen de vissen. Plaats een of twee kleine donkere of felle accenten waar je de blik wilt hebben.
Stap 6 — Afwerking: voeg eventueel een heel lichte, golvende waterlijn toe als achtergrondritme. Doe een stopcheck en haal liever één patroon weg dan dat je nog iets toevoegt.

Variaties
Variatie 1 — Negatief schilderen: kleur heel licht de watervormen tussen de vissen en laat de vissen wit met alleen contour en eventueel patroon.
Variatie 2 — Silhouet-only: werk zonder binnenlijnen of patronen; gebruik volle kleurvlakken met witrandje en één oog als accent.
Variatie 3 — Warm/koud palet: maak de vissen warm (oker, rood, magenta) en het water koel (blauw, turkoois) of andersom; blijf bij drie kleuren.
Variatie 4 — Goudaccent: geef één klein gouden of geel accent per vis, bijvoorbeeld het oog of de vinrand, als lichtpunt.
Variatie 5 — Mini–macro: teken één grote, rijk gedetailleerde vis met daaromheen vijf heel kleine silhouetten.
Variatie 6 — Spiegelroute: laat twee stromen elkaar kruisen, één van linksonder naar rechtsboven en één van rechtsonder naar linksboven, met in het kruis een rustzone.
Variatie 7 — Textuurstrook: plak een smalle strook gescheurd papier of washi-tape als waterstrook en teken je vissen daar net overheen.
Variatie 8 — Eén patroon, drie snelheden: gebruik hetzelfde patroon in drie dichtheden (groot, midden, fijn) voor diepte van voor naar achter.
Variatie 9 — Dubbele contour: geef drie vissen een tweede, heel lichte contour net buiten de eerste voor een gloed.
Variatie 10 — Schaduwlijn: zet onder twee vissen een korte, zachte schaduwlijn in dezelfde kleur maar lichter; niet bij allemaal.

Niveaus
Niveau A (vijf minuten): vijf verschillende vissen, één patroon en één accentkleur.
Niveau B (tien tot twaalf minuten): zeven tot negen vissen, twee patronen, twee kleurlagen en één overlap.
Niveau C (vijftien tot twintig minuten): volledige flow-route, drie patronen, negatief water of textuurstrook en één goudaccent.

Snelle tips
Teken één vis met je niet-dominante hand als het te stijf voelt.
Wacht met een nieuwe laag tot de vorige droog is en wissel warm en koud als kleuren modderig worden.
Breng rust terug door één vis patroonloos te laten en één vis ongekleurd te laten.

Creatieve mini-opdracht: droedel vissen

Ben jij al ingeschreven voor de leukste nieuwsbrief van Nederland?

Regelmatig leuke tips en verrassingen direct in jouw mailbox. Schrijf je snel in :).